De treurwilg huilt vandaag. Omdat wind vanuit verten je naam waait. Je verlaat je lichaam en wacht tot hij je naar de einder brengt. Terug naar waar je nooit weer gebroken kunt worden. Kwetsbaren verdragen leven niet vanuit een gescheurde plek.
Dan zeggen statistieken van leven. Dat soms vogels moeten vliegen voordat ze hun dag gehad hebben. Dus laat wind je dragen naar huis, waar het pijnloos is. Door het lijden dat je kent hoop ik dat je de weg vind om nooit meer te breken. Zweef weg van scherven, wat je laat leeft tot het eind. Jij was het verschil, de herinnering die je liet is mooi.
Eens vlieg ik ook, om je weer te zien. Je te zeggen dat ik blij was dat jij een deel van de weg naast me reed. Dat jij het mooi maakte. En dat ik hoop dat je nooit meer gebroken wordt.
Op de lange grijze weg naar overal.
klinkt het eentonig lied
dat mijn motor altijd zingt.
Ik denk even aan dat lekker lijf
dat ik gisteren tegen kwam.
Dan dwalen gedachten, zoals altijd.
Steeds rijdend, met verder niets,
wil ik vaker dat het rijden stopt
omdat mijn bestemming is bereikt.
Soms stop ik bij een restaurant
ben ik gaar van de weg.
Ik doe onverschillig
als ik het stof van me af schud.
Maar ik wil er tegen in.
Meestal hoor ik ze niet
maar af en toe weer wel.
Hetzelfde gezeik overal
“is dat een zwerver of een crimineel?”
Ik ben meestal alleen,
wil geen vecht partij.
Een leven lang zoek ik het,
langs de grijze weg.
Daar waar het einde weer begint
en het begin het einde is.
Want daar onder het zonlicht
ben ik ver van alles weg.
Met mijn kop leeg
rijdt ik op levenskracht.
terwijl mijn hart slaat
op het ritme van de machine.
‘s-Avonds, als ik wakker lig in een bed.
Echoot de muziek nog na
bij een laatste sigaret.
Want morgen ga ik weer.
Ben mijn leven al op zoek
Naar waar het einde weer begint
en het begin het einde is.
Toen het duivels stekend giftig zaad dat jij zaaide met woorden, wortel schoot in mijn leven, werd het gevoed door gelig druipend vocht dat uit je mondhoeken droop als je sprak over jezelf.
In de valse vale schemer van een duivelse ego stond jij centraal. In leven was alleen plaats voor jou Dus moest ik jou worden. En werd ik jou.
Tot Varuna het onrecht zag. Mij het echte licht schonk van een krijger, een overwinnaar. Nu leef ik in licht en kleur, zijn jouw stekelige zaden slechts een herinnering , die niet meer kiemt, woekert en steekt.
De krijger overwon de duistere herinnering aan jou. Dus leef verder in de as van de schemerige wereld die je van jezelf hebt gemaakt. Terwijl ik geniet van liefde en mijn onoverwinnelijke krijger.
Ik leef om je niet te vergeten, heb tattoos om je bestaan. Je leven kijkt nu naar me vanaf een foto. De rode vogel zingt zijn lied nee, ik vergeet je niet.
Het is zwaar, nu je weg bent. Je kind vergeet de naam die ik voor je bedacht toen jij mijn kind was. Mijn weg voert me ooit weer naar jou. Achter de horizon waar ik al een leven reis.
Tranen zijn verstikkend pijn in mij helpt niet. Wind is alleen lucht die onze voorvaderen uitademden. “Geef het een plekje!” Maar daaraan ging jij juist dood. Ik zoek mijn gevoel. Hoor de vogel steeds zingen als ik je mis.
Aan het eind van de weg
scheiden onze paden.
We zeggen ons afscheid
en lachen en bedanken
de weg onder onze voeten
omdat hij zo mooi was.
We danken de weg voor ons
die er zo uitnodigend uitziet.
Dat hij ons samen liet reizen.
Soms hand in hand.
Ook al scheidden onze wegen
lang geleden al.
En lieten ze ons vergeten
hoe vaak we elkaar zeiden
dat aan het eind van de weg
onze paden zouden scheiden.
Dan dwaalt mijn ik.
Als het paardebloempluisje
dat zich achteloos
aan lucht vasthaakt.
Maar dat je met een zucht
weer wegblaast.
Dwarrelend naar mijn aard,
die er een bloem van maakt.
Ongestuurd zwerft mijn geest
langs stuivend stof
in zonnestralen.
Drenkt mijn hart
in dichtend woord,
van strofen en verhalen.
Tot mijn pen lief en smart
uit mijn ik komt halen.
Diep dringt mijn geest
in jouw ziel door.
Vind woorden en gebaren.
Maakt jouw mens
met woorden dicht.
Laat letters jou bewaren.
Je leven lang, als jij dat wilt
zal ik je geest bedaren.
Ik zal niet steeds de schouder,
maar eens de traan ook zijn.
Moet van ’t zwerven rusten
in stilte met wat rode wijn.
Leg mijn zwerversgeest dan neer.
Zo vind het pluizig zaadje
zijn laatste rustplaats in de grond
waarop hij ’t leven kuste.
Ben je bang voor het eind? Ben je bang dat er niets zal zijn? Dat het donker en leeg zal zijn en niemand op je wacht?
Voel je nu al de pijn denk je aan eenzaamheid Wil je niet naar voorbij en wat daarna zal zijn
Kon ik met je meegaan op je reis naar dat andere land Maar ik kan daar nog niet heen Het laatste stuk ga je alleen
Wees niet bang voor die stap Dat alles straks weg zal zijn Ik weet dat er licht is, geen pijn Dat liefde op je wacht
Ik hou je vast Hou je stevig vast Mijn liefde om je heen en laat je dan los voor dat laatste stuk alleen -/- Voor mijn jongste zoon Alexander, die kanker niet gaat overleven. 32 jaar. Ik ben alleen nog maar stuk 17-2-2020
Zo ben ik dus op 2-8-2019 65 jaar geworden. Een leven vol avonturen achter de rug. Twee keer getrouwd, twee kinderen van mezelf en twee bonus kinderen. Veel gezien en veel geleerd over mensen. Gevochten, gestreden. Gelachen en gehuild. Gezopen tot ik omviel maar meestal met mate. Geleerd om te koken, bakken, braden, stomen en te roken. Ben motorrijder, biker geworden. Een leefstijl die mij prima bevalt. Heb enorm veel mensen ontmoet. Ben bedonderd, voorgelogen, bestolen, belogen. Maar heb veel rijke momenten gekend en ontelbare wegen bereden. Heb klappen gehad en gegeven. 26 zichtbare littekens op mijn lichaam. En teveel onzichtbare van binnen. Daar leer je van. Een leven zonder problemen zou saai zijn. En ieder litteken is een herinnering aan een gebeurtenis. Ze vormen samen de landkaart van je leven.
Ik heb 99% van alle assholes in mijn leven vergeven. Je leert relativeren. En die 1% die ik niet vergeven kan? Die hebben geen litteken nagelaten maar een diepe wond. Die maar niet heelt. Die draag ik met me mee. Ik vergeet en vergeef die paar klootzakken niet, nooit. Het zit te diep. Wat ze deden was te ernstig. God zal over ze beslissen. Dat is de enige vrede die ik met hun bestaan heb. Maar daar staat zoveel vergeving tegenover. Het komt wel goed zo. Want God bracht alle mensen in mijn leven. Om te leren leven met goede en minder goede mensen. Zodat ik een beter mens kon worden. Da’s best goed gelukt. Ik heb kennis, wijsheid, vriendelijkheid opgedaan. Heb door de eikels grenzen leren trekken. En van de goede mensen heb ik geleerd dat vriendelijkheid en eerlijkheid het beste werkt.
Ook leerde ik dat karma niet bestaat. Er is geen onzichtbare kracht die slechte mensen straft of goede daden met een veelvoud beloont. Je bent zelf verantwoordelijk. Vanaf je geboorte tot aan je laatste dag. Karma is voor bange mensen. Mensen die liever onzichtbaar blijven. Ik leef liever. Zodat ik later met God over mijn leven kan praten. Want Hij zette me op deze wereld. Om te leren. Goed en kwaad, halfvol of half leeg, licht of duisternis.
Ik blijf biker. Zolang het gaat (en dat gaat nog uitstekend) blijf ik rijden, kijken naar al het moois onderweg. En ik blijf leren. En af en toe een overpeinzing schrijven. Misschien heb je er wat aan. Voor mij werkt het goed zo. Rob