Op de lange grijze weg naar overal.
klinkt het eentonig lied
dat mijn motor altijd zingt.
Ik denk even aan dat lekker lijf
dat ik gisteren tegen kwam.
Dan dwalen gedachten, zoals altijd.
Steeds rijdend, met verder niets,
wil ik vaker dat het rijden stopt
omdat mijn bestemming is bereikt.
Soms stop ik bij een restaurant
ben ik gaar van de weg.
Ik doe onverschillig
als ik het stof van me af schud.
Maar ik wil er tegen in.
Meestal hoor ik ze niet
maar af en toe weer wel.
Hetzelfde gezeik overal
“is dat een zwerver of een crimineel?”
Ik ben meestal alleen,
wil geen vecht partij.
Een leven lang zoek ik het,
langs de grijze weg.
Daar waar het einde weer begint
en het begin het einde is.
Want daar onder het zonlicht
ben ik ver van alles weg.
Met mijn kop leeg
rijdt ik op levenskracht.
terwijl mijn hart slaat
op het ritme van de machine.
‘s-Avonds, als ik wakker lig in een bed.
Echoot de muziek nog na
bij een laatste sigaret.
Want morgen ga ik weer.
Ben mijn leven al op zoek
Naar waar het einde weer begint
en het begin het einde is.
Toen het duivels stekend giftig zaad dat jij zaaide met woorden, wortel schoot in mijn leven, werd het gevoed door gelig druipend vocht dat uit je mondhoeken droop als je sprak over jezelf.
In de valse vale schemer van een duivelse ego stond jij centraal. In leven was alleen plaats voor jou Dus moest ik jou worden. En werd ik jou.
Tot Varuna het onrecht zag. Mij het echte licht schonk van een krijger, een overwinnaar. Nu leef ik in licht en kleur, zijn jouw stekelige zaden slechts een herinnering , die niet meer kiemt, woekert en steekt.
De krijger overwon de duistere herinnering aan jou. Dus leef verder in de as van de schemerige wereld die je van jezelf hebt gemaakt. Terwijl ik geniet van liefde en mijn onoverwinnelijke krijger.
Dan dwaalt mijn ik.
Als het paardebloempluisje
dat zich achteloos
aan lucht vasthaakt.
Maar dat je met een zucht
weer wegblaast.
Dwarrelend naar mijn aard,
die er een bloem van maakt.
Ongestuurd zwerft mijn geest
langs stuivend stof
in zonnestralen.
Drenkt mijn hart
in dichtend woord,
van strofen en verhalen.
Tot mijn pen lief en smart
uit mijn ik komt halen.
Diep dringt mijn geest
in jouw ziel door.
Vind woorden en gebaren.
Maakt jouw mens
met woorden dicht.
Laat letters jou bewaren.
Je leven lang, als jij dat wilt
zal ik je geest bedaren.
Ik zal niet steeds de schouder,
maar eens de traan ook zijn.
Moet van ’t zwerven rusten
in stilte met wat rode wijn.
Leg mijn zwerversgeest dan neer.
Zo vind het pluizig zaadje
zijn laatste rustplaats in de grond
waarop hij ’t leven kuste.
Ben je bang voor het eind? Ben je bang dat er niets zal zijn? Dat het donker en leeg zal zijn en niemand op je wacht?
Voel je nu al de pijn denk je aan eenzaamheid Wil je niet naar voorbij en wat daarna zal zijn
Kon ik met je meegaan op je reis naar dat andere land Maar ik kan daar nog niet heen Het laatste stuk ga je alleen
Wees niet bang voor die stap Dat alles straks weg zal zijn Ik weet dat er licht is, geen pijn Dat liefde op je wacht
Ik hou je vast Hou je stevig vast Mijn liefde om je heen en laat je dan los voor dat laatste stuk alleen -/- Voor mijn jongste zoon Alexander, die kanker niet gaat overleven. 32 jaar. Ik ben alleen nog maar stuk 17-2-2020