Verdwaald kind,
in een wereld zo kil.
De man zei :” ‘t wordt warm”
dat was haar wil,
dus ze gaf hem haar arm
Spuit gaf haar rust.
Junkie, een hoer.
Miljoen maal gekust,
nog bleef ze stoer.
Van shot naar shot.
Loog, naaide en stal
Ze leefde zich rot
kwam aan lager wal.
Twee weken wakker
op heroine en speed.
Toen ze hem neerschoot
voelde ze niet.
Alleen in haar cel
geen gif in haar bloed.
Werd moordenaar kind
zoals God dat doet.
Leven had nu geen zin.
Twintig jaar in een cel,
daar zat niets meer in.
Dood wilde ze, snel
Die kwam als de wind,
riep zacht haar naam.
Omhelsde het kind,
vloog met haar uit het raam.