De rockbeat herinner ik me nog. Mijn zeiknatte naar bier stinkende slaapzak ligt opgerold achterop. De smaak van goedkope bourbon zit nog tussen mijn kiezen.
Tussen de ochtendspits door sleurt mijn chopper me slingerend richting horizon. Alles bonkt nog naar drank, zweet, seks en wiet.
Die punkslet had een heel stripverhaal op haar tieten getatoeëerd. Moeilijk te volgen toen het op en neer wipte.
Terwijl ik lucht en uitlaatgas adem, volg ik witte lijntjes naar het volgende feest.
Ze haalden moslims uit hun huizen. Ik zei niets, ik was geen moslim. Ze haalden vluchtelingen uit hun huizen. Ik zei niets, ik was geen vluchteling. Ze haalden mensen met schulden uit hun huizen. Ik zei niets, ik had geen schulden. Ze haalden motor rijders uit hun huizen. Ik zei niets, ik had geen motor. Ze haalden homo’s uit hun huizen. Ik zei niets, ik was niet homoseksueel. Ze haalden kinderen uit hun huizen. Ik zei niets, ik had geen kinderen. Ze haalden gezinnen uit hun huizen. Ik zei niets, ik had geen gezin. Ze haalden ongevaccineerden uit hun huizen. Ik zei niets, ik was gevaccineerd. Ze haalden alleenstaanden uit hun huizen. Niemand zei wat, er was geen mens meer…
Je bent er niet meer. En dat gaat niet zomaar. Mijn begrip hapert als ik je foto zie, waarvan ik nooit had gedacht dat die ooit zo stil aan de muur zou hangen.
Vanaf je geboorte was je nooit afwezig. Geweldig deelde je mijn gedachten als bewijs dat we leefden. En dan ineens, kanker!
“Ik red het Pa! Het gaat beter!” Minder T cellen, meer pijn, onderzoeken, verdriet. Je vrouw, je dochter. Ik red het niet Pa, hee Pa! Weet jij nog iets tegen de pijn? Jij weet altijd wel iets…
Maar nu weet ik alleen dat je er niet meer bent. En dat gaat niet zomaar. Want je bent elke seconde onvergetelijk in mijn leven. Als een snaar die niet bespeeld wordt.
Je wilt vrij zijn. Maar je carriëre laat je niet gaan, leven heeft je onwrikbaar vast.. Op je glimmende weekendvriendin droom je dat je naast ons rijdt… Met brullende motor volgen wij witte lijnen. Verslinden kilometers, stof en insecten. Spoelen ze weg met jack en benzine Op brandend rubber, jagend in de wind splijten we lachend de snelweg op de beat van 1500 cc We reizen zonder kaart, de horizon als kompas. Liefhebbers van leven, bezitters van vrijheid. Overwinnaars van de dood. Jij wordt verwacht, maandag om 9 uur. Verpakt in staal en steen adem je kunstmatige lucht. Zijn zelfs wolken verborgen achter stoffig glas. Wij rijden verder Door dalen, straten Langs glazen torens, kunstmatig in leven gehouden Door jouw carriëre
Hij pronkt met gestolen talent, schrijft, wat anderen hadden gemaakt. Triomfeert met woorden die vloeiend stroomden door goedkope decors. Waar dof stoffig applaus gage was van blinde lezers, zijn publiek.
Want in het land van schemer waar niemand lezen kan, is eenoog zijn eigen koning, geleende triomf zijn loon. Inspiratie uit gebruikte bronnen vond hij heel gewoon.
De woorden van de keizer waren alleen voor hen te zien die hem copieus aanbaden. Alsof stelen cultuur was. Poëzie op één rood been dat niemand had om op te staan.
De treurwilg huilt vandaag. Omdat wind vanuit verten je naam waait. Je verlaat je lichaam en wacht tot hij je naar de einder brengt. Terug naar waar je nooit weer gebroken kunt worden. Kwetsbaren verdragen leven niet vanuit een gescheurde plek.
Dan zeggen statistieken van leven. Dat soms vogels moeten vliegen voordat ze hun dag gehad hebben. Dus laat wind je dragen naar huis, waar het pijnloos is. Door het lijden dat je kent hoop ik dat je de weg vind om nooit meer te breken. Zweef weg van scherven, wat je laat leeft tot het eind. Jij was het verschil, de herinnering die je liet is mooi.
Eens vlieg ik ook, om je weer te zien. Je te zeggen dat ik blij was dat jij een deel van de weg naast me reed. Dat jij het mooi maakte. En dat ik hoop dat je nooit meer gebroken wordt.